Verbs (simple past) 25 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	when they were leaving	toen zij weggingen
	They walked over the heath.	Zij wandelden over de heide.
	suddenly flames flared up	plotseling vlammen oplaaiden
	The driver parked the delivery van.	De chauffeur parkeerde de bestelwagen.
	He interrupted the speaker with frequent questions.	Hij onderbrak de spreker telkens met vragen.
	he was looking forward to the new school year	hij verheugde zich weliswaar op het nieuwe schooljaar
	We tried in vain to make him change his mind.	Tevergeefs trachtten we zijn mening te doen veranderen.
	The rustling of falling leaves created an autumnal feeling in the park.	Het ruisend bladerval creëerde een herfstig gevoel in het park.
	The monument was erected in honour of the eminent philosopher.	Het monument is opgericht ter ere van de aanzienlijke filosoof.