Verbs (Present tense, 3rd person singular) 11 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom doesn’t watch TV.	Tom kijkt geen tv.
	asks oneself questions	stelt zich vragen
	He never watches television.	Hij kijkt nooit televisie.
	Man hopes as long as he lives.	De mens hoopt zolang hij leeft.
	My best friend dances really well.	Mijn beste vriendin danst goed.
	and shouts along with beat music	en joelt wat mee met beat-muziek
	He reads a book while I work.	Hij leest een boek terwijl ik werk.
	She wiped the drool off her mouth.	Ze veegde het kwijl van haar mond af.
	The old barn serves as shelter for the animals.	De oude schuur dient als beschutting voor de dieren.
	the wind tore them off, so they danced around, and up in the air it was ice cold	de wind rukte ze af, zodat zij in de rondte dansten, en boven in de lucht was het snerpend koud