Verbs (Present tense, 1st person singular) 9 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I remember.	Ik herinner me.
	Cherish every moment.	Koester elk moment.
	Why are you whispering? (you singular)	Waarom fluister je?
	I promise you that you are safe.	Ik beloof je dat je veilig bent.
	Whisper in my ear, Mary.	Fluister in mijn oor, Maria.
	We met before.	We hebben elkaar eerder ontmoet.
	Would you like to join us and become a migratory bird?	Wil je met ons meegaan en trekvogel worden?
	Whenever I meet her, I get the desire to kiss her.	Telkens als ik haar ontmoet krijg ik het verlangen haar te kussen.
	I hold grudges.	Ik koester wrok.
	I don’t cry easily.	Ik huil niet snel.