Verbs (Present tense, 1st person plural) 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Things are going well.	De zaken gaan goed.
	We have to wait for Tom.	We moeten op Tom wachten.
	We will try that!	Dat zullen wij eens proberen!
	How long do we have to wait here?	Hoe lang moeten we hier wachten?
	The only thing you should do is wait.	Het enige wat je zou moeten doen is wachten.
	The windows must remain closed.	De ramen moeten dicht blijven.
	We have to keep it going now.	We moeten het nu gaande houden.
	We only have one thing left to do.	We moeten maar één ding meer doen.
	So it is wrong, we must change	Het is dus verkeerd, we moeten het veranderen
	We must tell everybody what happened.	We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.
	ask for (plural)	vragen om
	May I ask you a question?	Mag ik je iets vragen?
	We should give Tom another chance.	We moeten Tom nog een kans geven.
	We will understand it afterwards.	Nadien zullen we het begrijpen.
	We’re going hiking this afternoon.	We gaan wandelen deze namiddag.
	Why don’t we ask Tom to help us?	Waarom vragen we Tom niet om ons te helpen?
	We’ll fail.	We zullen falen.
	I want to serve my country.	Ik wil mijn land dienen.
	We don’t understand you?	Begrijpen wij je niet?
	We understand why.	Wij begrijpen waarom.