Ik weet wat ze gaan doen.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
Op een dag zullen we het weten.
Jullie moeten het me vertellen.
We moeten iets kopen voor Tom.
Hier zullen ze ons nooit vinden.
te willen
Ik weet zeker dat we zullen winnen.
We moeten onze boerderij verkopen.
Ze zullen niet ver komen.
Zullen we samen spelen?
Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
Ze wil het doen.
Wij moeten slapen.
Wat doen jullie straks?
Waarom doen we het nu niet?
Hoe gaan de zaken?
We moeten hier nu weg.
Gaan de zaken goed?