Verbs (infinitives) 19 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I will arrive	ik zal aankomen
	I think I will arrive on time.	Ik denk dat ik op tijd zal aankomen.
	to shave (long form)	om te scheren
	to thank (long form)	te bedanken
	to change your name	naam wijzigen
	to cheat (long form)	te bedriegen
	Tom hates shaving.	Tom haat scheren.
	I need to shave.	Ik moet me scheren.
	How do we decide?	Hoe beslissen we?
	lying and cheating	liegen en bedriegen
	to insult someone	iemand beledigen
	I’m afraid I have to turn you down.	Ik moet u helaas afwijzen.
	You must not insult anyone.	Je moet niemand beledigen.
	He didn’t want to insult her.	Hij wilde haar niet beledigen.
	Tom can’t decide whether he should go.	Tom kan niet beslissen of hij moet gaan.
	The government had to alter its foreign policy.	De overheid moest zijn buitenlands beleid wijzigen.
	My flight was supposed to arrive at 2:30 p.m.	Mijn vlucht moest normaal om half drie ’s middags aankomen.
	I want to thank you for what you did for Tom.	Ik wil jullie graag bedanken voor hetgeen jullie voor Tom hebben gedaan.
	During driving lessons, he learned to maintain the correct distance to the vehicle in front.	Tijdens de rijles leerde hij de juiste volgafstand tot zijn voorligger te behouden.