Verbs (infinitives) 19 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to reconcile (long form)	te verzoenen
	to approach (long form)	te benaderen
	to discuss (long form)	te bespreken
	How do we decide?	Hoe beslissen we?
	I can switch.	Ik kan schakelen.
	She wants to switch.	Zij wil schakelen.
	I can’t stand you.	Ik kan je niet verdragen.
	Let’s discuss it now.	Laten we het nu bespreken.
	Switching is important.	Schakelen is belangrijk.
	Tom can’t bear it.	Tom kan het niet verdragen.
	He needs to tow the car away.	Hij moet de auto wegslepen.
	I should have been able to handle Tom.	Ik had Tom moeten aankunnen.
	You wouldn’t be able to handle the pressure.	U zou de druk niet aankunnen.
	He will not be able to do the work.	Hij zal het werk niet aankunnen.
	Sami is going to judge you anyway.	Sami gaat je sowieso beoordelen.
	You can’t judge a book by its cover.	Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.
	Tom can’t decide whether he should go.	Tom kan niet beslissen of hij moet gaan.
	This misery is more than I can bear.	Dit is meer ellende dan ik kan verdragen.