Understand spoken Dutch

Verbs Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I need a razor. Ik heb een scheermes nodig.
I’m not as old as you, of course. Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.
What is your job within the company? Wat is jouw functie binnen het bedrijf?
These kinds of mistakes don’t happen often. Dit soort fouten gebeuren niet vaak.
I felt safe when he was with me. Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
she now saw them like stars in the sky zij zag ze nu als sterren aan den hemel
Can I have a receipt? Mag ik een betaalbewijs?
We can see many stars tonight. We kunnen veel sterren zien deze nacht.
Everyone wants to pay as little as possible. Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.
She got married when she was twenty-five. Ze is getrouwd toen ze 25 was.
What did you do this morning? Wat heb je vanochtend gedaan?
My old shoes are completely worn out. Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
What did Tom do while he was in Australia? Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
Her grandmother had never before been so beautiful, so big. Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
The operation of the restaurant is a family business. De uitbating van het restaurant is een familiezaak.
The next morning it took a long time before they were finally on the way. De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.
It’s hard to tell you and your brother apart. Het is moeilijk u van uw broer te onderscheiden.
Do you see Tom? Zie je Tom?
thank you dank u wel