Verbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m going to call Tom later.	Ik ga Tom straks bellen.
	You understand that, don’t you?	Je begrijpt dat toch?
	Tom lives right next to us.	Tom woont vlak naast ons.
	The chicken got up.	De kip kwam overeind.
	I’d be grateful.	Ik zou dankbaar zijn.
	Who should we believe?	Wie moeten we geloven?
	Nobody was injured.	Niemand raakte gewond.
	I wasn’t thinking clearly.	Ik dacht niet helder na.
	They already got married.	Ze waren al getrouwd.
	There’s a hole in the bucket.	Er zit een gat in de emmer.
	I resigned.	Ik heb ontslag genomen.
	You are a teacher.	Je bent leerkracht.
	Water is a source of life.	Water is een bron van leven.
	She quickly got up.	Ze kwam snel overeind.
	I saw your sister the day before yesterday.	Ik zag jouw zus eergisteren.
	There isn’t any solution.	Er is geen oplossing.
	Doing that is discouraged.	Dat wordt afgeraden.
	I’m in love with you.	Ik ben verliefd op jou.
	They never showed up.	Ze kwamen niet opdagen.
	I’ll consider it.	Ik zal het overwegen.