Understand spoken Dutch

Verbs Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I’m tired, but I still can’t fall asleep. Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.
My shoes are worn out. Mijn schoenen zijn versleten.
Of course, I love chocolate. Uiteraard hou ik van chocolade.
Yanni and Skura were happy together. Yanni en Skura waren gelukkig samen.
Of course, he knows the answer. Uiteraard weet hij het antwoord.
The bus leaves every ten minutes. Iedere tien minuten gaat er een bus.
Which team will win the game? Welk team zal de wedstrijd winnen?
They were sleeping. Ze waren aan het slapen.
I need a razor. Ik heb een scheermes nodig.
I’m not as old as you, of course. Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.
I felt safe when he was with me. Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
We can see many stars tonight. We kunnen veel sterren zien deze nacht.
Everyone wants to pay as little as possible. Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.
What did you do this morning? Wat heb je vanochtend gedaan?
What did Tom do while he was in Australia? Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
Her grandmother had never before been so beautiful, so big. Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
The operation of the restaurant is a family business. De uitbating van het restaurant is een familiezaak.
I have never been to the United States. Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
The next morning it took a long time before they were finally on the way. De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.