Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
Parts of speech Dutch Courses
Verbs Courses
Verbs Revision Course
Verbs Examples Lesson
Verbs Examples Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Recording
English
Dutch
Status
He depends on her.
Hij is van haar afhankelijk.
I don’t want to be alone with Tom.
Ik wil niet alleen blijven met Tom.
Who’s the president of this country?
Wie is de president van dit land?
Tom is a dependable person.
Tom is een afhankelijk persoon.
You can use my car, if you want to.
Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
He was treated kindly.
Hij werd vriendelijk bejegend.
He is dependent on his father.
Hij is afhankelijk van zijn vader.
My house is on the other side of the river.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
It’s my very own mother.
Het is mijn bloedeigen moeder.
I happen to be a good driver.
Toevallig ben ik een goede chauffeur.
Is Tom conscious?
Is Tom bij bewustzijn?
Tom’s conscious.
Tom is bij bewustzijn.
He has not yet recovered consciousness.
Hij is nog niet bij bewustzijn gekomen.
Why don’t we go to Australia with Tom?
Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
My efforts were not in vain.
Mijn inspanningen waren niet voor niets.
She does not want to be dependent on her parents.
Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
Don’t you want any orange juice?
Wil je geen sinaasappelsap?
My wife and children depend on me.
Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
You shouldn’t depend on others too much.
U moet niet te veel van anderen afhankelijk zijn.
Tom has regained consciousness.
Tom is weer bij bewustzijn gekomen.
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
32
Page
33
Page
34
Page
35
Current page
36
Page
37
Page
38
Page
39
Page
40
…
Next page
Next ›
Last page
Last »