Verbs (all parts) 30 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to invent (long form)	te verzinnen
	to lose (long form)	te verliezen
	to prevent (long form)	te voorkomen
	to leave (long form)	te vertrekken
	are hit hard	zijn zwaar getroffen
	Let me explain.	Laat me het uitleggen.
	Tom will explain it to you.	Tom zal het je uitleggen.
	Will you be leaving tomorrow?	Ga je morgen vertrekken?
	Tom is going to lose his house.	Tom gaat zijn huis verliezen.
	Misery can occur anywhere.	Ellende kan overal voorkomen.
	I would like to contribute.	Ik zou graag willen bijdragen.
	Sami wasn’t really trying to settle down.	Sami wou zich niet echt vestigen.
	I don’t know how to explain it.	Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
	I don’t want to lose my customers.	Ik wil mijn klanten niet verliezen.
	I would like to draw your attention to this.	Hierop wil ik graag je aandacht vestigen.
	A storm prevented the plane from taking off.	Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.