Understand spoken Dutch

"to go" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
The children go for a walk. De kinderen gaan wandelen.
When do the shops open? Wanneer gaan de winkels open?
to go cycling gaan fietsen
to go to the university naar de universiteit gaan
Would you go to Boston if you had the chance to? Zou je naar Boston gaan als je de kans had?
if I should go there als ik daar heen zou gaan
to go to a concert naar een concert gaan
We were going to visit an old lady. We zouden een oude dame gaan bezoeken.
Under no circumstances should you swim in that deep river. Je moet onder geen beding in die diepe rivier gaan zwemmen.
Tom can’t decide whether he should go. Tom kan niet beslissen of hij moet gaan.
The room was so dark that we had to feel our way to the door. De kamer was zo donker dat we op de tast naar de deur moesten gaan.
to go skiing gaan skiën
“I believe I shall go out into the wide world!” said the duckling. «Ik denk, dat ik de wijde wereld maar in zal gaan!» zei het eendje.
I was a child, how could I know that that would pass forever Ik was een kind, hoe kon ik weten dat dat voorgoed voorbij zou gaan
The storm roared around the duckling so bad that it had to sit down so it would not blow over. De storm gierde zo verschrikkelijk om het eendje heen, dat het moest gaan zitten, om niet omver te waaien.
to go sailing gaan zeilen
to go windsurfing gaan windsurfen
We’re moving tomorrow. We gaan morgen verhuizen.
We hoped everything would go smoothly. We hoopten dat alles als een leien dakje zou gaan.