naar huis gaan
in bad gaan
als ik daar heen zou gaan
naar bed gaan
naar het park gaan
gaan winkelen
Met wie ben je gaan winkelen?
We kunnen later gaan winkelen.
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
Zijn jullie allemaal samen gaan winkelen?
Moet Tom niet eerst gaan?
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
naar de film gaan
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
gaan fietsen
Wanneer gaan de winkels open?
Wat kost het om naar Brussel te gaan?
gaan wandelen
naar een concert gaan
naar de universiteit gaan