Times of day 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	2 p.m.	14.00 uur
	4 p.m.	16.00 uur
	3 p.m.	15.00 uur
	24:00	24:00 uur
	The train leaves at midnight.	De trein vertrekt om middernacht.
	It started raining around midnight.	Omstreeks middernacht begon het te regenen.
	at night	’s nachts
	the remaining time	de overige tijd
	He turned up an hour later.	Hij kwam een uur later opdagen.
	leisure time	vrije tijd
	His speech lasted an hour.	Zijn betoog duurde een uur.
	What kind of things do you do in your free time?	Wat soort dingen doe je in je vrije tijd?
	My family arrive at three o’clock.	Mijn familie arriveert om drie uur.
	My family arrives at four o’clock.	Mijn familie arriveert om vier uur.
	At four o’clock we are going to the swimming pool.	We gaan om vier uur naar het zwembad.
	Yanni has no time to waste.	Yanni heeft geen tijd te verliezen.
	It’s soon time for your income tax return.	Het is langzaam tijd voor je aangifte inkomstenbelasting.
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	km/h	km/uur
	all that time I write in chalk	al die tijd schrijf ik in krijt