"their" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch	Status
	their	hun
	They are not so good at their job.	Ze zijn niet zo goed in hun werk.
	What are their names?	Wat is hun naam?
	their eyes	hun ogen
	their punishment	hun straf
	I know it’s their good right	ik weet wel het is hun goeie recht
	Their legs went by themselves, and they were all in the water; even the ugly, greyish duckling swam along.	Hun poten gingen van zelf, en allen waren zij in het water; zelfs het lelijke, grauwe eendje zwom mee.
	The couple gave their children a substantial gift.	Het paar deed een forse schenking aan hun kinderen.
	They clapped their wings, and swam proudly in the water.	Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
	Parents should be able to choose home education for their children in every country.	Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.
	They all look exactly like their father; but that rascal doesn’t even come to visit me.	Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.
	them (indirect object)	hun
	on their toes	op hun tenen
	Give them my number.	Geef hun mijn nummer.
	their flailing arms	hun maaiende armen
	their final exam	hun laatste tentamen
	the internet behaviour of their offspring	het internetgedrag van hun kroost
	Let’s see if we can get their attention.	Laten we kijken of we hun aandacht kunnen trekken.
	And the swans swam around him and stroked him with their beaks.	En de zwanen zwommen om hem heen en streelden hem met hun snavels.
	Tom and Mary put their drinks down and started kissing each other.	Tom en Mary zetten hun drankjes neer en begonnen elkaar te kussen.