Maar wat zag het nu in het heldere water?
maar zij had een slecht gezicht, en daarom dacht zij, dat het eendje een vette eend was, die verdwaald was geraakt
Maar zij zullen mij doden, omdat ik, die zo lelijk ben, mij in hun nabijheid durf wagen
niet meer die van een logge, grauwe, lelijke vogel
Nu bemerkte het, dat de deur uit het ene scharnier geraakt was en zo scheef hing, dat het door de reet in de kamer kon sluipen, en dit deed het dan ook.
Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.
Nu gevoelde het zich geheel beschaamd en stak zijn kop onder zijn vleugels
Nu kan ik eendeneieren krijgen.
Nu klapte hij met zijn vleugels, richtte zijn slanke hals op en jubelde van ganser harte
Nu kon het eendje opeens zijn vleugels uitslaan.
Nu kwam de herfst
Nu liep het weg en vloog over de schutting.
nu, daar zullen we wel gauw achter komen
O, het kon die mooie, gelukkige vogels niet vergeten
O, hier was het zo schoon, zo heerlijk.
of hij er van houdt, in het water te zwemmen of onder te duiken
Op zekere avond, juist toen de zon in haar pracht onderging, kwam er een hele troep grote vogels uit het bos
Plof! daar sprong zij in het water.
Plof! plof! ging het weer, zonder dat hij het beetpakte.
Plof, plof! het riet boog zich naar alle kanten heen.