de omgeving
de dagen van de week
de vakantie
de vrienden
Nee, ik ken de les niet.
Het geld ligt op de tafel.
de hoofdstad
de inspanningen
de handschoen
De politie is op zoek naar Tom.
Tom wil de boerderij verkopen.
Wat heeft ze in de winkel gekocht?
de vis
de hoop
de zoon
de uren
de kunst
de talen
de stoom
de kleur