de gans sprong van den schotel naar beneden, waggelde over den vloer, met mes en vork in de borst, en kwam naar het arme meisje toe.
De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel.
den
Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen.
Een tweede werd tegen den muur afgestreken
het gaf licht, en waar het schijnsel op den muur viel, werd deze doorzichtig als een sluier
Maar in den hoek, tegen den muur aangeleund, zat in de koude morgenstond het arme meisje met rode wangen en met een glimlach om de lippen
Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.
zij zag ze nu als sterren aan den hemel