"that" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch Sort ascending	Status
	I hope he comes.	Ik hoop dat hij komt.
	I hope the hotel is better now	ik hoop dat het hotel nu beter is
	I have not done that.	Ik heb dat niet gedaan.
	I shouldn’t have eaten that.	Ik had dat niet moeten eten.
	I don’t think Tom would ever say something like that.	Ik denk niet dat Tom ooit iets zoals dat zou zeggen.
	I don’t think your mother likes him.	Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
	I don’t think anyone would want to read this book a second time.	Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
	I don’t think it was a coincidence	ik denk niet dat het toeval was
	I don’t think that’s a good investment.	Ik denk niet dat het een goede investering is.
	I don’t think that was a wise decision.	Ik denk niet dat dat een verstandige beslissing was.
	I think we need to set some limits.	Ik denk dat we enkele limieten moeten stellen.
	I think Tom is in his garden.	Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
	I think home education is a reasonable educational choice.	Ik denk dat thuisonderwijs een redelijk educatieve keuze is.
	I’m guessing you didn’t buy this yourself.	Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
	I think you’re old enough.	Ik denk dat je oud genoeg bent.
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	I think I hear a baby crying.	Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
	I think what you’re saying is true.	Ik denk dat het waar is wat je zegt.
	I think this is my bicycle.	Ik denk dat dit mijn fiets is.
	I think that’s very important.	Ik denk dat dat heel belangrijk is.