Ik wil dat je bij Tom blijft.
Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.
Ik weet dat Tom een slager is.
Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.
Ik weet dat je ons niet vertrouwd.
Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.
ik wed dat hij op dit moment zit op te scheppen
Ik was vergeten dat het Tom zijn verjaardag was vandaag.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Ik vind dat leuk.
Ik verbaasde me erover dat de wetten over thuisonderwijs in dat land heel verschillend zijn in vergelijking met de wetten in de Verenigde Staten.
Ik moet dat rapport vandaag zien.
Ik kan dat probleem in een handomdraai verhelpen.
Ik hoor dat Tom insecten eet.
Ik hoop dat u een spoedig herstel heeft.
Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.
Ik hoop dat ik je zie met Kerstmis.
Ik hoop dat ik je niet wakker heb gemaakt.