Question words 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	What’s the soup of the day?	Wat is de soep van de dag?
	What are you doing with the manure?	Wat doe je met die mest?
	What’s their story?	Wat is hun verhaal?
	Where are you from? (formal)	Waar komt u vandaan?
	Where are you from?	Waar kom je vandaan?
	How much does it cost to get to Brussels?	Wat kost het om naar Brussel te gaan?
	What on earth is going on here?	Wat is hier in hemelsnaam gaande?
	The only thing you should do is wait.	Het enige wat je zou moeten doen is wachten.
	I wish you could make it into something else	ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken
	“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.	“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.
	What a fool!	Wat een dwaas!
	What are you selling?	Wat verkoop je?
	Where are you taking me?	Waar brengt u me heen?
	What exactly did you tell Tom?	Wat zei je precies tegen Tom?
	That’s exactly what l need.	Dat is precies wat ik nodig heb.
	What kind of food do you not like?	Welk soort eten vind je niet lekker?
	Nobody can foresee what’ll happen.	Niemand kan voorzien wat er gaat gebeuren.
	What scares you?	Wat maakt jou bang?
	but how did it help?	maar wat hielp dat?
	What does that word mean?	Wat betekent dat woord?