Ik weet wat ze gaan doen.
Waar werkt Jan?
Waar woont u?
Wat doet Jan hier?
Wat heb je vandaag gedaan?
Wat wilde je?
Wat als iemand ons ziet?
Waar gaat deze bus heen?
Wat als je ouders erachter komen?
Wat zou Mary doen als ze erachter kwam?
Wat je zei, is niet waar.
Waar gaat deze trein heen?
Wat een prachtige tuin.
Dit is al wat er bleef voor mij.
Hoe kom ik erachter wat ik echt kan doen?
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
Waar woon je?
Wat is hun beleid?
maar het is waar ik geboren ben
Wat zegt u?