negenhonderdnegenennegentig
de kant
Ga zitten.
de fiets
de trein
nietwaar
het recht
Jan is dood.
’t Is waar.
Dat is waar.
Het is waar.
het beest
de koning
te zeggen
Waar ga je heen?
een paar jaar
te blijven
De kat was dood.
te krijgen
de koude lucht