Ordinal numbers 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Who’s first?	Wie is de eerste?
	the first time	de eerste keer
	second-hand	tweedehands
	in the first month	in de eerste maand
	Shouldn’t Tom go first?	Moet Tom niet eerst gaan?
	May I see the room first?	Mag ik de kamer eerst zien?
	I don’t think anyone would want to read this book a second time.	Ik denk niet dat iemand dit boek een tweede keer zou willen lezen.
	Strike one!	Eerste slag!
	Strike two!	Tweede slag!
	a third	een derde
	Strike three!	Derde slag!
	the third grade	de derde graad
	Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.	Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
	the first step	de eerste stap
	the first meeting	de eerste bijeenkomst
	the first national action against distraction at the wheel	de eerste nationale actie tegen afleiding achter het stuur
	the prime minister	de eerste minister
	the second floor	de tweede verdieping
	The stress is on the first syllable of that word.	De klemtoon ligt op de eerste lettergreep van dat woord.
	The accent of the word is on the second syllable.	Het woordaccent ligt op de tweede lettergreep.