"only" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	only	alleen
	only in	alleen in
	only you	alleen jij
	there is only	er is alleen
	I’ll go on my own.	Ik ga wel alleen.
	only children	alleen kinderen
	He’s home alone.	Hij is alleen thuis.
	No, only cold water.	Nee, alleen koud water.
	We were just being honest.	We waren alleen maar eerlijk.
	I only said that to make a joke.	Ik zei dat alleen om te lachen.
	Such a thing will bring you only misery.	Zo’n ding brengt alleen maar ellende.
	She only has a fever, but bad.	Ze heeft alleen koorts, maar behoorlijk.
	You’ll only embarrass yourself.	Je zult jezelf alleen maar voor schut zetten.
	Nothing is beautiful but the truth.	Alleen de waarheid is schoon.
	The project can only succeed if enough other companies jump on the bandwagon.	Het project kan wel alleen slagen als voldoende andere bedrijven mee op de kar springen.
	Tom’s parents only stayed together for the sake of the children.	Toms ouders bleven alleen samen ter wille van de kinderen.
	In my state, Florida, families just have to send a letter of intention to the government and once a year the test results.	In mijn staat, Florida, moeten families alleen een brief van voornemen naar de overheid sturen en één keer per jaar de testuitslagen.
	I only eat kosher food.	Ik eet alleen koosjer voedsel.
	The policy will only accelerate inflation.	Het beleid zal inflatie alleen maar versnellen.
	I can only go by that which was relayed to me.	Ik kan alleen maar afgaan op hetgeen dat mij werd verteld.