Lingopolo

Understand spoken Dutch

Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the seam	de naad
	a bank	een bank
	the beer	het bier
	the menu	het menu
	the piece	het stuk
	the ribbon	het lint
	the lake	het meer
	the leg	het been
	the leaf	het blad
	the board	het bord
	double chin	onderkin
	the property	het pand
	sleeping bag	slaapzak
	the can	het blik
	the rice	de rijst
	the neighborhood	de buurt
	towel	handdoek
	the chair	de stoel
	the degree	de graad
	the style	de stijl