Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	The car stopped right in front of them.	De auto stopte vlak voor hen.
	adjust your advance	je voorschot aanpassen
	missing fingers	ontbrekende vingers
	I still knew their fathers	ik heb hun vaders nog gekend
	I discovered Tom’s secret.	Ik heb Toms geheim ontdekt.
	This map is out of date.	Deze kaart is verouderd.
	to pull up a chair	een stoel aanschuiven
	The exams are the culprit.	De examens zijn de boosdoener.
	Many find it interesting.	Velen vinden het interessant.
	her notes	haar aantekeningen
	Yanni was always positive.	Yanni was altijd positief.
	a cart that rattles on the cobblestones	een kar die ratelt op de keien
	residents of poor properties	bewoners van slechte panden
	repeat the password	herhaal het wachtwoord
	Purple is a striking colour.	Paars is een opvallende kleur.
	a little bit of yeast	een klein beetje zuurdeeg
	Take me there, please.	Breng me erheen, alstublieft.
	I think I hear a baby crying.	Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
	I have a stepsister.	Ik heb een stiefzuster.
	I was as cool as a cucumber.	Ik was zo kalm als een komkommer.