Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the peaches	de perziken
	the servant	de bediende
	a wild grab	een wilde graai
	the drizzle	de motregen
	the diameter	de diameter
	a bunch of grapes	een tros druiven
	the amounts	de bedragen
	the student	de leerling
	the shoulder	de schouder
	Where is the metro?	Waar is de metro?
	the limes	de limoenen
	the french fries (diminutive)	de frietjes
	the handshake	de handdruk
	the barrier	de barrière
	the confirmations	de vormsels
	fun-fair world	kermiswereld
	Do you have any snacks?	Heeft u snacks?
	the debts	de schulden
	the Frenchman	de Fransman
	the insulin	de insuline