Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the delay	het uitstel
	the racism	het racisme
	He’s our neighbor.	Hij is onze buur.
	an escalator	een roltrap
	crown of thorns	doornenkroon
	clock radio	wekkerradio
	before dawn	voor dag en dauw
	credit cards	creditcards
	power and authority	macht en gezag
	Donate blood.	Schenk bloed.
	creamy	crème-achtig
	the top of the roof	de nok van het dak
	a measuring stick	een meetlat
	catering establishments	horecazaken
	beauty tools	beautytools
	a cyclist	een fietser
	tarot cards	tarotkaarten
	radio station	radiozender
	the workload	de workload
	the impact	de weerslag