Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom lives in the heart of the city.	Tom woont in het hart van de stad.
	I don’t want to speak for myself.	Van mij zelf wil ik niet spreken.
	I don’t want to speak about myself.	Ik wil niet van mij zelf spreken.
	Put yourself in my position.	Ga eens in mijn schoenen staan.
	How many people didn’t come?	Hoeveel mensen kwamen niet?
	one hundred and sixty-seven (167 )	honderdzevenenzestig
	If I had the money, I’d buy a new house.	Als ik het geld had, zou ik een nieuw huis kopen.
	nineteen sixty-seven (1967)	negentienzevenenzestig
	I didn’t know that Tom couldn’t speak French.	Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
	nineteen seventy-one (1971)	negentieneenenzeventig
	the hope	de hoop
	the fire	het vuur
	the point	het punt
	the heaven	de hemel
	the brother	de broer
	the bicycle	de fiets
	the trees	de bomen
	window seat	raamplaats
	once more	nog een keer
	the behaviour	het gedrag