Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’ve ordered coffee.	Ik heb koffie besteld.
	several years ago	een aantal jaar geleden
	an artwork	een kunstwerk
	May I see the room first?	Mag ik de kamer eerst zien?
	the agreement	de overeenkomst
	an agreement	een overeenkomst
	Our sister will be with us soon.	Straks is onze zus bij ons.
	I want you to stay with Tom.	Ik wil dat je bij Tom blijft.
	framework agreement	raamovereenkomst
	The police are looking for Tom.	De politie is op zoek naar Tom.
	I won’t work for Tom.	Ik zal niet voor Tom werken.
	By the way, what’s your address?	Trouwens, wat is je adres?
	the lunch	het middageten
	the midday meal	het middageten
	Please have a seat here.	Neem alstublieft hier plaats.
	Tom is going shopping tomorrow.	Tom gaat morgen winkelen.
	someone with less experience	iemand met minder ervaring
	Today’s going to be a hot day.	Het wordt een warme dag vandaag.
	I hope the hotel is better now	ik hoop dat het hotel nu beter is
	Yanni didn’t order this.	Yanni heeft dit niet besteld.