Understand spoken Dutch

Nouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Hello, madam, do you know when the bus is coming? Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?
Do you ship overseas? Doet u leveringen naar het buitenland?
Every adult I know drinks beer. Elke volwassene die ik ken drinkt bier.
Traitors will be deported. Verraders zullen gedeporteerd worden.
Prices are continuously rising. De prijzen stijgen onophoudelijk.
She fastened her helmet before cycling. Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.
no through road on the left geen doorgaande weg aan de linkerkant
Please send me a refund. Stuur me alstublieft een terugbetaling.
I am used to low temperatures. Ik ben gewend aan lage temperaturen.
dehydration symptoms uitdrogingsverschijnselen
the brand new prisons de gloednieuwe gevangenissen
because the arrow had hit a tendon in his neck want de pijl had een pees in zijn hals getroffen
an odd, twisted smile een eigenaardige, verwrongen glimlach
The womb is the mother of all things. De baarmoeder is de moeder van alle dingen.
I am a Canadian citizen. Ik ben een Canadees staatsburger.
It was summer, the corn was ripe, the hay stood on the green pastures and the stork was walking on its long, red legs and talking Egyptian; because he had learned this language from his mother. Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.
A sleeve is part of an item of clothing. Een mouw is een onderdeel van een kledingstuk.
He finished his homework at the last minute. Hij maakte zijn huiswerk op het valreep af.
What colour are your bedroom walls? Welke kleur hebben de muren van je slaapkamer?
I cannot distinguish a frog from a toad. Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.