Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	real estate company	vastgoedmaatschappij
	Tom watched suspiciously.	Tom keek argwanend toe.
	Sheep graze on the heath.	Schapen grazen op de heide.
	Mount Everest (long form)	de Mount Everest
	problem solving (long form)	probleemoplossende
	minority group	minderheidsgroep
	physics teacher	natuurkundeleraar
	liberation action	bevrijdingsactie
	final recipient	eindbestemmeling
	the absenteeism due to illness	het ziekteverzuim
	the assessment notice	het aanslagbiljet
	an increase in tinnitus	een toename van oorsuizen
	Do they never drink alcohol?	Drinken zij nooit alcohol?
	website development	website development
	The coup failed.	De staatsgreep mislukte.
	A storm breaks loose.	Een storm barst los.
	the effervescent tablet	de bruistablet
	How were the drawers attached?	Hoe waren de lades bevestigd?
	herbs and spices	kruiden en specerijen
	They can’t build dikes.	Ze kunnen geen dijken maken.