Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	The horse jumped over the fence.	Het paard sprong over het hek.
	the organisation	de organisatie
	two meals	twee maaltijden
	a long nightgown	een lange nachtpon
	little compassion	weinig mededogen
	the launches	de lanceringen
	My legs are still shaking.	Mijn benen trillen nog.
	new messages	nieuwe berichten
	lifted up all the bedding up	lichtte alle bedden op
	the bananas are yellow	de bananen zijn geel
	full steam ahead	volle kracht vooruit
	the cornfields	de korenvelden
	the lunatic	de halvegare
	axe murderer	bijlmoordenaar
	He had a hole in his sock.	Hij had een gat in zijn sok.
	the hunting dogs	de jachthonden
	the sunshine	de zonneschijn
	the larks	de leeuweriken
	the sadness	de treurigheid
	the hardships	de ontberingen