Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a long coat with pinstripe	een lange mantel met krijtstreep
	She acted in the play.	Ze speelde in het toneelstuk.
	a long-term ailment	een langdurige kwaal
	the toothbrush	de tandenborstel
	the mock battle	het schijngevecht
	half a sweet shop	een halve snoepwinkel
	Why do you keep confusing them?	Waarom haal je ze telkens door elkaar?
	I’ll show you a few pictures.	Ik zal je een paar foto’s laten zien.
	This sentence is very interesting.	Deze zin is heel interessant.
	Yanni is interested.	Yanni is geïnteresseerd.
	Her argument was clear and powerful.	Haar betoog was helder en krachtig.
	art exhibition	kunsttentoonstelling
	They’re going to give me an estimate.	Ze zullen me een schatting geven.
	Where are there a lot of restaurants?	Waar zijn er veel restaurants?
	deep infection of the respiratory system	diepe infectie aan de luchtwegen
	Because of the fall, he broke a bone in his leg.	Door de val brak hij een bot in zijn been.
	The lawyer’s argument was strong.	Het betoog van de advocaat was sterk.
	He sells all sorts of products.	Hij verkoopt allerlei producten.
	Prices are high these days.	De prijzen zijn hoog tegenwoordig.
	She became a victim of blackmail.	Ze werd slachtoffer van chantage.