Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Take me to the church, please.	Breng me naar de kerk, alstublieft.
	I need some batteries.	Ik heb wat batterijen nodig.
	I can’t sleep with all this noise.	Ik kan niet slapen met dit rumoer.
	with a whole lot of glass, so you can see	met flink veel glas, dan kun je zien
	“That’s a good catch!” she said.	«Dat is een goede vangst!» zeide zij.
	The utility room is next to the kitchen.	De bijkeuken is naast de keuken.
	Tom was jumping up and down with excitement.	Tom sprong op en neer van opwinding.
	Yanni paid for the popcorn.	Yanni heeft de popcorn betaald.
	She got divorced last year.	Ze is vorig jaar gescheiden.
	Both claims are false.	Beide beweringen zijn onjuist.
	Leave her alone and stop complaining.	Laat haar met rust en stop met vitten.
	security guard	bewakingsassistent
	one thousand and thirty-nine million (1,039,000,000)	duizend negenendertig miljoen
	The bus stops close to the library.	De bus stopt dicht bij de bibliotheek.
	I speak English and Italian.	Ik spreek Engels en Italiaans.
	a bit too obvious	een beetje erg doorzichtig
	This shop sells vegetables.	Deze winkel verkoopt groenten.
	Are her parents divorced?	Zijn haar ouders gescheiden?
	a long coat with pinstripe	een lange mantel met krijtstreep
	She acted in the play.	Ze speelde in het toneelstuk.