Nouns 28 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	There is the café.	Daar is het café.
	Which sentence is wrong?	Welke zin is fout?
	I don’t know the sentence.	Ik ken de zin niet.
	He is in the café.	Hij is in het café.
	We live on Earth.	We wonen op aarde.
	This is a good café.	Dit is een goed café.
	ls she going to the café?	Gaat ze naar het café?
	I do not understand the sentence.	Ik begrijp de zin niet.
	Are you a doctor, by any chance?	Bent u toevallig arts?
	Is he going to the café?	Gaat hij naar het café?
	Are they still in the café?	Zijn ze nog in het café?
	I am happy to be at the cafe.	Ik ben blij dat ik in het café ben.
	Can you recommend a café?	Kun je een café aanbevelen?
	Tom has a knife in his hand.	Tom heeft een mes in zijn hand.