Nouns 16 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the tea	de thee
	the team	het team
	the fire	het vuur
	the plan	het plan
	the village	het dorp
	the bird	de vogel
	the market	de markt
	the rain	de regen
	the order	het bevel
	the music	de muziek
	tea with milk	thee met melk
	Coffee or tea?	Koffie of thee?
	policy plan	beleidsplan
	Is that an order?	Is dat een bevel?
	That’s an order.	Dat is een bevel.
	the largest village	het grootste dorp
	the new order	het nieuwe bevel
	She lives in this village.	Ze woont in dit dorp.
	Tom made tea for Mary.	Tom maakte thee voor Mary.
	We are under his command.	We staan onder zijn bevel.