Yanni moet dit traag doen.
Yanni moet werk vinden.
Yanni moet zijn handen wassen.
jij moet
Je moet wachten.
Je moet opletten voor die man.
Je moet zweren op de Bijbel.
Je moet goed eten om gezond te blijven.
Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.
Je moet het goede voorbeeld geven.
Je moet je haar nog kammen.
“Dat is wel mogelijk, maar het is te groot en ziet er zo vreemd uit,” zei de andere eend, “en daarom moet het eens een pikje hebben.”
“Dat gaat immers niet,” zei de moeder van het eendje; “het is wel niet mooi, maar het heeft een goed hart en zwemt even flink als al de anderen, ja, ik moet zeggen, nog beter.
“Je moet het zelf weten,” hernam de oude eend en ging weg.