moet
ik moet
hij moet
jij moet
Welke bus moet ik dan hebben?
Yanni moet werk vinden.
Ik moet je iets vertellen.
Ik moet mijn boerderij verkopen.
Moet Tom niet eerst gaan?
Ik moet slapen.
Yanni moet werken.
Vertel me alsjeblieft wat ik moet doen.
Je moet wachten.
Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
Wat moet ik ze vertellen?
Je moet het goede voorbeeld geven.
Hier is een lijst met dingen die Tom moet doen.
Je moet het goede voorbeeld geven voor je kinderen.
Ik moet dat rapport vandaag zien.
Je moet goed eten om gezond te blijven.