"me (emphatic)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	me (emphatic)	mij
	mine	van mij
	with me	met mij
	for me	voor mij
	has me	heeft mij
	Come with me.	Kom met mij mee.
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	Are you coming with me?	Ga je met mij mee?
	What are you giving me?	Wat geef je mij?
	I don’t want to speak about myself.	Ik wil niet van mij zelf spreken.
	I don’t want to speak for myself.	Van mij zelf wil ik niet spreken.
	This is all that remained for me.	Dit is al wat er bleef voor mij.
	Is she going to show it to me?	Gaat ze het mij laten zien?
	My place or yours?	Bij mij thuis of bij jou?
	Can you tell me where the station is?	Kun je me vertellen waar het station is?
	Are you going to show me?	Ga je het mij laten zien?
	Wïll you show it to me?	Wil je het mij laten zien?
	Is someone going to show them to me?	Zal iemand ze mij laten zien?
	Is someone going to show it to me?	Zal iemand het mij laten zien?
	I don’t know if she likes me or not.	Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.