"know (singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I am sure.	Ik weet het zeker.
	this village, I still know how it was	dit dorp, ik weet nog hoe het was
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	I don’t know if she likes me or not.	Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
	I’m sure we’re going to win.	Ik weet zeker dat we zullen winnen.
	No one knows how Tom got there.	Niemand weet hoe Tom daar terecht is gekomen.
	Don’t ask how I know that.	Vraag niet hoe ik dat weet.
	I already know the answer.	Ik weet het antwoord al.
	I don’t know whether you like her or not.	Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.
	Yanni knows he’s ready.	Yanni weet dat hij klaar is.
	Tom is the only one in our group who knows how to start a fire without matches.	Tom is de enige in onze groep die weet hoe hij vuur moet maken zonder lucifers.
	No one knows who’s responsible.	Niemand weet wie er verantwoordelijk is.
	Oh, I don’t know.	O, dat weet ik niet.
	Of course, he knows the answer.	Uiteraard weet hij het antwoord.
	I know Tom’s secret.	Ik weet Toms geheim.
	I know it’s their good right	ik weet wel het is hun goeie recht
	I still don’t know how that happened.	Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
	I know Tom will try to do that.	Ik weet dat Tom zal proberen om dat te doen.
	I know Tom is a very bad driver.	Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.
	I don’t know how to explain it.	Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.