Ik heb een gulden.
Ik heb hoofdpijn.
Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.
Ik heb keelpijn.
Ik heb een stiefzuster.
Ik heb buikpijn.
Ik heb op iets hards gelegen, zodat ik er over mijn hele lijf bont en blauw uitzie!
Ik heb blond haar.
Ik heb bruine ogen.
Ik heb bruin haar.
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
Ik heb mijn bagage verloren.
Ik heb mijn portefeuille verloren.
Ik heb gereserveerd.
Ik ben er nooit geweest.
Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
Ik heb geen toekomst.
Ik heb geen idee hoe de begeleiding loopt, maar proberen kan geen kwaad, lijkt me.
Ik heb dat niet gedaan.
Ik heb iets interssants gelezen.