"his" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	his meaty shoulder	zijn vlezige schouder
	The farmer plows his field.	De boer ploegt zijn veld.
	his homely face	zijn hologige gezicht
	His words offered comfort.	Zijn woorden boden troost.
	Yanni’s body was naked.	Yanni zijn lichaam was naakt.
	His overcoat is worn out.	Zijn overjas is versleten.
	He chewed on his hamburger.	Hij kauwde op zijn hamburger.
	The poor duckling was teased by all; even his sisters were angry with him and kept saying, “If only the cat grabbed you, you ugly creature!”	Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
	His commitment was sincere.	Zijn toezegging was oprecht.
	His miserable attempt failed.	Zijn miezerige poging faalde.
	his whole body froze	zijn hele lichaam verstarde
	Jesus and his companions	Jezus en zijn metgezellen
	to sob for hours into his pillow	urenlang snikken in zijn kussen
	Tom wants to buy a pony for his son.	Tom wil een pony kopen voor zijn zoon.
	His reputation was ruined.	Zijn reputatie ging te gronde.
	He has changed his address.	Hij heeft zijn adres gewijzigd.
	Are you one of Tom’s daughters?	Ben jij een van Tom zijn dochters?
	Tom washes his hair almost every day.	Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.
	He muddled his sentences.	Hij verhaspelde zijn zinnen.
	His argument was convincing.	Zijn betoog was overtuigend.