Understand spoken Dutch

"himself" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
himself zich
He didn’t know how to behave himself. Het wist zelf niet, hoe het zich zou houden.
He feels fine. Hij voelt zich goed.
My son feels fine. Mijn zoon voelt zich goed.
My brother feels fine. Mijn broer voelt zich goed.
My father feels fine. Mijn vader voelt zich goed.
Tom got angry at the children. Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
He didn’t seem to be worried about this. Hij lijkt zich hier geen zorgen over te maken.
Tom felt all alone. Tom voelde zich moederziel alleen.
Sami wasn’t really trying to settle down. Sami wou zich niet echt vestigen.
He was not aware of the danger. Hij was zich niet bewust van het gevaar.
He must be aware of the danger. Hij moet zich bewust zijn van het gevaar.
He felt somewhat disappointed by the outcome. Hij voelde zich enigszins teleurgesteld door het resultaat.
They worked hard to improve the presentation. Zij hebben zich uit de naad gewerkt om de presentatie te verbeteren.
and as soon as they were out of his sight, he dived under the water until the bottom, and when he rose again he was almost beside himself with excitement en zodra deze niet meer te zien waren, dook het onder tot op de grond en toen het weer boven kwam, was het als buiten zich zelf
to turn oneself zich wenden
Tom never has a pencil with him. Tom heeft nooit een potlood bij zich.
He felt uneasy in the dark. Hij voelde zich onbehaaglijk in het donker.
The poor duckling did not know what to do Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren
How the fire burned, and spread such a delightful warmth! Wat brandde het vuur daarin, welk een heerlijke warmte gaf het van zich!