"he" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He is a good writer.	Hij is een goede schrijver.
	He takes off his gloves.	Hij stroopt zijn handschoenen af.
	He speaks several languages.	Hij spreekt meerdere talen.
	He has a lover in Paris.	Hij heeft een liefje in Parijs.
	He turned traitor.	Hij is een verrader geworden.
	He reads a book while I work.	Hij leest een boek terwijl ik werk.
	He broke his collar bone.	Hij brak zijn sleutelbeen.
	He’s trying to cheat on me.	Hij probeert mij te bedriegen.
	He is very frugal, but not stingy.	Hij is erg zuinig, maar niet gierig.
	He committed suicide.	Hij heeft zelfmoord gepleegd.
	He turned out to be exceptionally gifted.	Hij bleek buitengewoon begaafd.
	He devoured the book in one day.	Hij verslond het boek in één dag.
	He discovered a new star.	Hij heeft een nieuwe ster ontdekt.
	He fell to his knees before the idol.	Hij viel op zijn knieën voor de afgod.
	He caught the thief red-handed.	Hij betrapte de dief op heterdaad.
	He scared the wits out of her.	Hij jaagde haar de stuipen op het lijf.
	He defeats the opponent.	Hij verslaat de tegenstander.
	He earns twenty dollars a day.	Hij verdient twintig dollar per dag.
	After only a few minutes, he was gone again.	Na luttele minuten was hij alweer weg.
	At the last minute, he decided not to go.	Op het valreep besloot hij niet te gaan.