"has" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yanni has a farm just outside town.	Yanni heeft een boerderij net buiten het dorp.
	Yanni too has a wife and child.	Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
	My daughter has a good teacher.	Mijn dochter heeft een goede leraar.
	Tom needs help.	Tom heeft hulp nodig.
	Tom needs more help.	Tom heeft meer hulp nodig.
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	Yanni made a mistake.	Yanni heeft een fout gemaakt.
	No one ever taught me something like that.	Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
	She learned it from her parents.	Ze heeft het geleerd van haar ouders.
	Tom has a knife in his hand.	Tom heeft een mes in zijn hand.
	He has a lot of books on history.	Hij heeft veel boeken over de geschiedenis.
	Who ordered this?	Wie heeft dit besteld?
	There are two days in a weekend.	Een weekend heeft twee dagen.
	Yanni didn’t order this.	Yanni heeft dit niet besteld.
	The police have my driver’s license.	De politie heeft mijn rijbewijs.
	She has short hair.	Zij heeft kort haar.
	Tom has three dogs.	Tom heeft drie honden.
	Tom hasn’t eaten.	Tom heeft niet gegeten.
	Tom didn’t eat anything.	Tom heeft niets gegeten.
	Tom hasn’t eaten enough.	Tom heeft niet genoeg gegeten.