Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
"enough" Practice Lesson
"enough" Practice Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
This is enough.
Dit is genoeg.
That will do.
Dat is wel genoeg.
There’s not enough water.
Er is niet genoeg water.
Four kids are enough.
Vier kinderen is genoeg.
I think you’re old enough.
Ik denk dat je oud genoeg bent.
I don’t know if this will be enough.
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
Are you sure we have enough money?
Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
I’ve already eaten enough.
Ik heb al genoeg gegeten.
Tom hasn’t eaten enough.
Tom heeft niet genoeg gegeten.
There were enough princesses; but he could not find out if they were real princesses.
Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.
“Look at that! Now we wil get additional ones, as if we are not enough already! And gosh! that one duckling looks so ugly! We don’t want that here! ”
“Kijk eens! Nu moeten wij nog het aanhangsel krijgen, alsof wij al niet talrijk genoeg waren! En foei! wat ziet dat ene eendje er uit! Dat willen wij hier niet hebben!”
He isn’t smart enough to add up numbers in his head.
Hij is niet verstandig genoeg om getallen in het hoofd op te tellen.