Comparatives 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My wife and children depend on me.	Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
	This is my address.	Dit is mijn adres.
	My shoes are worn out.	Mijn schoenen zijn versleten.
	May I introduce my brother to you.	Mag ik u mijn broer voorstellen.
	On Monday my class starts at 8:00 am.	Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.
	The police have my driver’s license.	De politie heeft mijn rijbewijs.
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	My child is ill.	Mijn kind is ziek.
	It is not my profession.	Het is niet mijn vak.
	I like my job very much.	Ik ben gek op mijn werk.
	I have a sore throat.	Ik heb pijn aan mijn keel.
	My cat is happy.	Mijn kat is gelukkig.
	I still have a sore throat.	Mijn keel doet nog steeds pijn.
	My friend is not married yet.	Mijn vriend is nog niet getrouwd.
	My old shoes are completely worn out.	Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
	My father is happy to meet you.	Mijn vader is blij je te ontmoeten.
	My brother is happy to meet you.	Mijn broer is blij je te ontmoeten.
	My friend is happy to meet you	Mijn vriend is blij je te ontmoeten
	The sooner the better.	Hoe eerder hoe beter.
	This isn’t my umbrella.	Het is niet mijn paraplu.