Understand spoken Dutch

"big (inflected form)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
to make something public aan de grote klok hangen
He is a big coward. Hij is een grote lafaard.
a large iron stove een grote ijzeren kachel
The construction site had a large crane. De bouwplaats had een grote kraan.
He walked to the castle with great strides. Hij liep met grote passen naar het kasteel.
A large truck obstructed the view. Een grote vrachtwagen versperde het zicht.
The awarding of the medal was a great honour. De toekenning van de medaille was een grote eer.
That’s how it arrived at the great swamp, where the wild ducks lived. Zo kwam het aan het grote moeras, waar de wilde eenden woonden.
It shone towards the little girl, as if she was sitting at a large iron stove. Het scheen het kleine meisje werkelijk toe, alsof zij bij een grote, ijzeren kachel zat.
Tom caught a large fish. Tom ving een grote vis.
the major nuisance de grote overlast
A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed. Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
made public aan de grote klok gehangen
it is with great sadness het is met grote droefenis
a big, fat earwig een grote, dikke oorwurm
a big shift een grote verschuiving
a large, old-fashioned key een grote, ouderwetse sleutel
A tiny spark may become a great flame. Een kleine vonk kan een grote vlam worden.
Better a small boss than a big servant. Beter een kleine baas dan een grote knecht.
This weekend is the big unveiling. Dit weekend is de grote onthulling.